Commissie Dijkstal
De Adviescommissie Rechtspositie Politieke Ambtsdragers is op 11 december 2002 geïnstalleerd en bracht zeven adviezen uit.
In het eerste advies Over dienen en verdienen (2004) deed de commissie op verzoek van het toenmalig kabinet voorstellen met betrekking tot de rechtspositie van politieke ambtsdragers. Verder werd ingegaan op de beloningspositie van de politieke en ambtelijke top in de sector Rijk in vergelijking met relevante deelarbeidsmarkten. Naar aanleiding van haar bevindingen adviseerde de commissie om het salaris van de minister weer het hoogste salaris in de publieke sector te laten zijn. Het huidige salarisniveau van de minister zou daartoe met 30% moeten worden verhoogd. De commissie adviseerde verder om voor de bezoldiging van topfunctionarissen bij onder ministeries ressorterende diensten en publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) een salarismaximum te hanteren op het niveau van het ministersalaris. Afwijken daarvan zou volgens de commissie slechts mogelijk moeten zijn met instemming van de ministerraad.
In het tweede advies Beloningsverhoudingen Politieke Ambtsdragers (2005) stelde de commissie voor één salaristabel voor politieke ambtsdragers, Hoge Colleges van Staat, en de Rechterlijke Macht op te stellen. Het verhoogde ministerssalaris zou dan de top voor dit beloningsgebouw vormen. De Commissie adviseerde de salaristabel te indexeren aan de hand van de salarisontwikkeling sector Rijk.
Het derde advies Modernisering en fondsvorming politieke pensioenen (2006) betrof de modernisering en de financieringswijze van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De commissie deed de aanbeveling politieke ambtsdragers aan het pensioenfonds ABP te laten deelnemen met een eigen Appa-regeling.
In het vierde advies Beloning Topfunctionarissen privaatrechtelijke zelfstandige bestuursorganen (2006) stelde de commissie dat bij privaatrechtelijke zbo's die zich slechts bezighouden met het behartigen van een publieke taak, de salarissen in beginsel niet hoger mogen zijn dan het (verhoogde) ministersalaris. Overschrijding van de norm zou slechts mogelijk zijn na goedkeuring van de minister. Hiervoor stelt de commissie een "zware procedure" voor.
Normeren en waarderen is de titel van het vijfde advies (2007). Dit advies handelt over de normering van topinkomens in de semipublieke sector. De commissie constateerde dat de semi publieke sector niet eenduidig gedefinieerd is. Het opsommen van datgene wat men tot de semi publieke sector wil rekenen is de enige mogelijkheid om tot een eenduidige afbakening te komen. Voor de afbakening is een aantal indicerende criteria gehanteerd: 1. de status van rechtspersoon met een wettelijke taak (RWT), 2. de mate waarin de organisatie inkomsten uit publieke middelen ontvangt, 3. het publieke belang dat een organisatie vertegenwoordigt, en als contra-indicatie 4. het bestaan van commerciële marktwerking. Het voorgestelde normeringsinstrumentarium bestaat uit drie regimes; openbaarmaking, voorschrijven van een beloningscode en het stellen van een salarismaximum.
Het zesde advies Gewopt en gewogen (2008) betreft de wettelijke evaluatie van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt). In dit advies pleit de commissie voor aanpassing van de berekeningssystematiek van de totstandkoming van het normbedrag. Daarnaast vindt de commissie dat voor consistent beleid met een normerende en regulerende werking één eenduidige en stabiele norm onontbeerlijk is. Deze norm dient slechts door één definitie bepaald te worden en zodanig te zijn dat het mogelijk is om vooraf te bepalen of de norm al dan niet overschreden wordt. De norm mag niet fluctueren op basis van administratieve wijzigingen. De commissie pleit tevens voor incorporatie van de Wopt in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) die is geadviseerd in het advies Normeren en Waarderen.
Het zevende en laatste advies van de commissie handelt over de Normering van de ontslagvergoedingen voor bestuurders in de semipublieke sector (2008). In dit advies stelt de commissie dat een ontslagvergoeding niet het karakter van een regeling of recht bovenop een werkloosheidsuitkering behoort te krijgen toegemeten. In de hoogte van de beloning van een bestuurder moet de compensatie voor het risico op ontslag al verdisconteerd zijn. Een vergoeding is pas dan gerechtvaardigd als er sprake is van onvrijwillig ontslag. De hoogte van een ontslagvergoeding stelt de commissie op maximaal één jaarsalaris, van deze norm kan slechts bij hoge uitzondering worden afgeweken.