Wat is het startpunt voor de afbouw van de bezoldiging?
Na afloop van de periode van vier jaar waarin bestaande bezoldigingsafspraken worden gerespecteerd, is het startpunt voor de afbouw de bezoldiging die in het voorgaande kalenderjaar daadwerkelijk is ontvangen; aanspraken die niet ten gelde zijn gemaakt worden daarbij niet meegenomen.
Er geldt een uitzondering voor de situatie waarin er sprake is van een vrijwillige verlaging van de bezoldiging onder toepassing van het overgangsrecht. Topfunctionarissen die hun bezoldiging tijdens de periode van vier jaar vrijwillig hebben verlaagd, zouden hun bezoldiging sneller moeten afbouwen dan topfunctionarissen die dat niet hebben gedaan. Om dit extra nadeel enigszins te ondervangen is het toegestaan om bij de berekening van de afbouw uit te gaan van de hogere bezoldiging van een eerder jaar. De werkwijze is als volgt:
- voor het bepalen van de startpunt van de afbouw mag worden uitgegaan van de hoogst genoten bezoldiging in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvang van de afbouw, met de bezoldiging over 2013 als vroegst mogelijke jaar.
- De bezoldiging kan tijdens de afbouw niet hoger zijn dan de bezoldiging die in het jaar voorafgaand aan de afbouw werd genoten.
- De werkelijke bezoldiging in het eerste afbouwjaar is vervolgens het uitgangspunt voor de afbouw van de bezoldiging in het tweede afbouwjaar.
Dit kan met het volgende voorbeeld worden geïllustreerd.
Stel, een topfunctionaris ontving in 2014 een bezoldiging van € 210.000. In 2015 werd het bezoldigingsmaximum verlaagd naar € 178.000. De bezoldiging van € 210.000 wordt met ingang van 2015 vier jaar beschermd. In 2017 verlagen partijen de bezoldiging vrijwillig naar € 202.000. De onderstaande tabel laat zien hoe het afbouwschema er uit zou hebben gezien zonder vrijwillige verlaging, bij strikte toepassing van het overgangsrecht en bij het alternatieve startpunt volgens artikel 11a van de Beleidsregels WNT 2018. Er wordt uitgegaan van afbouw naar € 187.000, het algemeen bezoldigingsmaximum voor 2018.
Zie voor berekening van de afbouw ook de Rekentool overgangsrecht.
Jaar | Bezoldiging bij afbouw zonder vrijwillige verlaging |
Bezoldiging bij afbouw volgens strikte uitleg overgangsrecht |
Bezoldiging bij afbouw volgens artikel 11a |
---|---|---|---|
2014 (geen overschrijding) | € 210.000 | € 210.000 | € 210.000 |
2015 (eerste jaar behoud) | € 210.000 | € 210.000 | € 210.000 |
2016 (tweede jaar behoud) | € 210.000 | € 210.000 | € 210.000 |
2017 (derde jaar behoud) | € 210.000 | € 202.000 | € 202.000 |
2018 (vierde jaar behoud) | € 210.000 | € 202.000 | € 202.000 |
2019 (eerste jaar afbouw) | € 204.250 | € 198.250 | € 202.000 |
2020 (tweede jaar afbouw) | € 198.500 | € 194.500 | € 197.000 |
2021 (derde jaar afbouw) | € 192.750 | € 190.750 | € 192.000 |
2022 (na afloop afbouw) | € 187.000 | € 187.000 | € 187.000 |