Welke gevolgen heeft de opheffing van het handhavingsmoratorium op de Wet dba voor de toepassing van de WNT? (Vanaf 2025)
In de Kamerbrief van de staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) en de minister van SZW d.d. 6 september 2025 over de opheffing van het handhavingsmoratorium [1] is toegelicht dat het volledig opheffen van het handhavingsmoratorium het volgende betekent:
- Met ingang van 1 januari 2025 gelden voor de Belastingdienst bij de handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen weer de normale regels voor het opleggen van correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes. Dit houdt onder andere in dat er niet meer eerst een aanwijzing hoeft te worden gegeven. Voor correcties die niet gerelateerd zijn aan het handhavingsmoratorium verandert er niets. Daarvoor gelden de reguliere regels voor het opleggen van de correctieverplichting. De reguliere regel is dat de Belastingdienst tot maximaal vijf jaar terug correcties kan opleggen.
- De focus binnen de handhaving op arbeidsrelaties is primair gericht op de loonheffingen bij de opdrachtgevers. De Belastingdienst houdt vanaf 1 januari 2025 wel rekening met het eerdere handhavingsmoratorium en zal dus alleen met terugwerkende kracht corrigeren tot de datum van de opheffing, te weten 1 januari 2025.
- Met betrekking tot de periode vóór 1 januari 2025 geldt dat Belastingdienst – met inachtneming van de vijfjaarstermijn – alleen correcties kan opleggen indien sprake is van kwaadwillendheid of als een eerder gegeven aanwijzing niet in voldoende mate is opgevolgd. In die gevallen kan er worden gecorrigeerd en nageheven tot het moment waarop sprake was van kwaadwillendheid met een maximum van vijf jaren dan wel tot het moment dat de Belastingdienst de aanwijzing heeft gegeven.
Voor de WNT betekent dit het volgende. De accountant mag, ook na de opheffing van het handhavingsmoratorium op de Wet dba, voor de beoordeling van een arbeidsrelatie het oordeel van de instelling volgen, tenzij hij concrete aanwijzingen heeft voor de onjuistheid van dit oordeel. De accountant hoeft in zijn oordeel geen rekening te houden met het risico van een eventuele naheffingsaanslag. De Belastingdienst heeft aangegeven dat de opheffing van de handhaving van de Wet dba geen gevolgen zal hebben voor loonaangiftetijdvakken van vóór de datum van die opheffing. De handhaving zal met andere woorden geen terugwerkende kracht hebben tot die eerdere loonaangiftetijdvakken, en dus niet verder teruggaan dan de datum van de opheffing van het handhavingsmoratorium. Voor de WNT wordt daarbij aangesloten.
Indien de belastinginspecteur achteraf tot een naheffingsaanslag voor de loonheffingen overgaat, geldt voor de toepassing van de WNT voor de periode waarover de naheffingsaanslag wordt opgelegd alsnog dat de topfunctie ‘in dienstbetrekking’ is vervuld. Dit betekent dat met terugwerkende kracht tot en met de in de naheffingsaanslag aangegeven datum (die ook niet verder terug zal kunnen gaan dan tot de datum van de opheffing van het handhavingsmoratorium) een ander (lager) WNT-maximum kan gelden. De terugwerkende kracht gaat, ook voor de WNT, niet verder dan tot en met die datum. Op het corrigeren van de WNT-verantwoordingen uit eerdere jaren zijn de regels voor foutherstel van toepassing. Zie hiervoor de Q&A “Wat moet een WNT-instelling doen als fouten worden geconstateerd in de WNT-verantwoording na vaststelling van de jaarrekening?”
Mogelijk komen er als gevolg van een lager toepasselijk maximum onverschuldigde betalingen aan het licht. De accountant meldt eventuele onverschuldigde betalingen bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.
[1] Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 31 311, nr. 263, blz. 5-6, link naar document: kst-1156822.pdf (officielebekendmakingen.nl)